Verslag expertmeeting Buitenkans: Wonen in het buitengebied

02 mei 2022 Gepubliceerd door

Op vrijdag 1 april kwam een groep professionals uit de Belgische Kempen en Noord-Brabant bijeen in de LocHal in Tilburg. Ondanks de verschillende nationaliteiten en achtergronden, deelden ze een hart voor ruimtelijke ordening. Centraal stond het thema ‘wonen in het buitengebied’. Doel van de bijeenkomst was om een grensoverschrijdende dialoog te starten over de gedeelde, ruimtelijke opgaven in het buitengebied. De deelnemers werden vervolgens uitgedaagd om dit creatief en breed te vertalen in hun eigen werkveld.

De deelnemers werden ontvangen in de KennisMakerij, de openbare debattribune van de LocHal. Bart Cosijn, gespreksleider van de middag, trapte af met een informele vraag: wie woont er in het buitengebied? Hieruit bleek dat slechts enkelen in het buitengebied woonden. Later op de dag zou blijken dat op de definitie van ‘buitengebied’ nogal wat valt af te dingen.

Hoewel het merendeel van de deelnemers de voordelen van het vele groen en de rust erkende, waren er ook stemmen voor de stad omwille van nabijheid, levendigheid en/of bereikbaarheid. De zaal maakte zich wel unaniem zorgen over de ontwikkelingen in het buitengebied, zoals de problematische waterhuishouding, de verkavelingsproblematiek, de slinkende biodiversiteit of de verappartementisering van dorpskernen in met name Vlaanderen. Dit onderstreept de doelstelling van Buitenkans om deze problematiek grensoverschrijdend te agenderen. Als een grensoverschrijdende groep stedenbouwkundigen, architecten, ecologen, landschapsarchitecten, ruimtelijk planners, vastgoedontwikkelaars en lokale gezagdragers zich schaart achter een gedeelde zorg, is er nood aan actie! 

Dit welkom werd gevolgd door een gesprek met de twee uitgenodigde gastsprekers: Ward Verbakel en Violette Schönberger. Verbakel lichtte vanuit de Vlaamse kant zijn visie op het buitengebied toe. Hij startte zijn bijdrage met een citaat van Marguerite A. Lefèvre: ‘Vreemdelingen, die doorkruizen (sic) Vlaanderen langs de hoofdwegen, vragen zich wel eens af of het wel het platteland en geen stedelijke streek is die ze tussen Gent-Antwerpen en Brussel doortrekken’ (De landelijke bewoningsvormen, 1964) en ging vervolgens in op een aantal zelf geformuleerde vragen: Hoe kan je collectief, maar ook kwalitatief, wonen op schaal van het dorp? Hoe kan de identiteit van een gemeenschap worden ingezet voor het herdenken van de dorpsstructuur? Hoe kan het steeds uitbreidende zorginstituut zich beter integreren in het dorp en dus de gemeenschap? Welke koppelkansen rond klimaatuitdagingen kunnen we meenemen in dit transformatieproces? 

Gezien de Vlaamse verkavelingswoede van de afgelopen decennia en de recentere verappartementiseringsgolf zijn zowel de open ruimtes in het landschap als de woonkernen binnen het buitengebied er kwalitatief sterk op achteruit gegaan, stelt Verbakel. Samen met het Turnhoutse architectuurcentrum AR-TUR deed hij onderzoek naar concrete ingrepen om deze dorpen op een kwalitatieve manier te verdichten. Deze inzichten zijn gebundeld in de publicatie Toolbox dorpse architectuur (2021). In dit ‘ontwerphandboek’ worden concrete instrumenten beschreven om een kwalitatieve dorpse verdichting te realiseren. 

Violette Schönberger, de tweede gast van de middag, hield voornamelijk een pleidooi om direct betrokken burgers aan weerszijden van de grens bij elkaar te brengen in een gemeenschappelijke dialoog over de grote vragen in het buitengebied. Aangezien het Brabants Kempense landschap over de nationale grens doorloopt en ook mens en dier zich hier vrij kunnen bewegen, vindt Schönberger het belangrijk om te denken vanuit de lokale gemeenschap. Bovendien pleit ze voor het zoeken naar meervoudige oplossingen. Zoals de NASA na een jarenlang, duur en bureaucratisch onderzoekstraject uiteindelijk een ‘space pen’ ontwikkelde (een pen die ook schrijft in gewichtsloosheid), gebruikten de Sovjets een potlood. Met deze metafoor duidde Schönberger haar visie op wonen in het buitengebied waarbij een grensoverschrijdend burgerberaad met lokale kennis efficiëntere en breder gedragen oplossingen kan aandragen.

Grensoverschrijdend landschap, waarin zitten de kansen?

Beide gastsprekers erkenden dat het fysieke landschap zich over de nationale grenzen heen strekt. Tegelijk zijn er wel belangrijke mentale en culturele verschillen tussen de gemeenschappen aan weerszijden van deze grens. Dit uit zich onder meer in verschillende politieke en bestuurlijke kaders. Juist hierdoor is het waardevol om op kleine schaal grensbewoners te verbinden en ze samen te laten zoeken naar welke waarden ze delen. De landschappelijke drager van hun leefgebied is daar één van, maar bijvoorbeeld ook de perifere ligging ten opzichte van een stad. Verbakel pleit daarnaast ook voor het opstellen van gedeelde ambities. Juist daarom is Buitenkans in het leven geroepen. De kracht zit in het formuleren van gemeenschappelijke, grensoverschrijdende ambities die iedere speler nog kan invullen naar eigen – lokaal –  goeddunken.

Woningnood in grensgebied, hoe ga je daar mee om?

Zowel Verbakel als Schönberger stellen dat er zich vandaag geen woningnood, maar een woonnood voordoet. Het is niet zo dat er te weinig woningen zijn, maar wel dat er een tekort is aan betaalbare en geschikte woonruimte. Dit is dus geen bouwopgave, maar eerder een vraagstuk van herverdeling en herbestemming. Beide gastsprekers zijn het er ook over eens dat het geen zin heeft om binnen een grensgebied op zoek te gaan naar een systematische (bestuurlijke) regeling als oplossing voor dit probleem.

Beide landen hebben hun eigen bestuurlijke en economische logica. Vlaanderen kent een lange traditie van bouwgronden die vaak door particulieren als investering worden aangekocht. Nederland  kent naast commerciële ontwikkelingen ook een lange traditie op het gebied van sociale woningbouw. Hierdoor zal de route naar een betaalbare woonruimte voor iedereen in beide landen verschillend verlopen. 

Een pleidooi voor burgerparticipatie

Schönberger stelde, met lichte ironie, een burgerberaad voor als een groep ridders van de ronde tafel die precies op de Nederlands-Belgische landsgrens staat. Ze vindt het belangrijk om burgers te laten meedenken vanwege zijn of haar lokale expertise. Verbakel is het daarmee eens. Er ontstaat wel discussie over de vraag hoeveel zeggenschap of beslissingsmacht zo’n burgerberaad moet krijgen. Is burgerparticipatie louter adviserend of kan hier ook een mandaat aan worden gekoppeld? En tot welke schaal kan zo’n mandaat dan worden beoefend? 

Verbakel vindt dat participatie ook volwaardige inspraak zou moeten betekenen. Wanneer deze op een hoger bestuursniveau wordt georganiseerd, verval je snel in ingewikkelde, ambtelijke discussies. Schönberger stelt dat inspraak niet enkel over de plaatsing van bijvoorbeeld een nieuwe fietsbeugel moet gaan, maar ook over het meepraten over een nieuw mobiliteitsplan. Beide gasten zijn ervan overtuigd dat meer participatie – en dat over de grenzen heen – een meerwaarde is. Over op welke schaal en met welk mandaat dat gebeurt én welke rol de lokale politiek hierin heeft, is het laatste woord vooralsnog niet gezegd.

Waar moet Buitenkans energie in steken?

Voor beide gastsprekers is het duidelijk: de kracht van grensoverschrijdende samenwerking en burgerparticipatie zit in de verbeelding en de expertise van de mensen zelf en in de wil om hiermee samen tot oplossingen te komen. De eerste stap hierin is het opzetten van grensoverschrijdende projecten. Dat is een leerproces waarbij kan worden nagedacht over wat de gedeelde ambities voor het Brabants Kempense buitengebied zijn. Verbakel onderstreept het belang van een brede vertegenwoordiging, met bewoners, gebruikers, belanghebbenden, maar ook ecologen, natuurbeheerders,… Kortom, iedereen met een belang in het buitengebied. 

‘In Vlaanderen geraken we pas vooruit als we allemaal heel veel kleine dingen doen, anders loopt het mank.’ – Ward Verbakel (plusoffice, Brussel)

Wat betekent de woonopgave voor de transitie van het buitengebied?

Vlaanderen wil af van de – cultureel ingebakken- verkavelingslogica en het gulzige aansnijden van de open ruimte. In Nederland ligt de focus op de kwalitatieve uitbreiding van de dorpskernen omdat de woondruk hier toeneemt. De deelnemers erkennen dat als je in verschillende bestuurlijke, financiële en culturele systemen werkt, het beter mogelijk is om gezamenlijke ambities te formuleren. De noodzakelijke transitie van het buitengebied zit in de eerste plaats in het bottom-up zoeken naar een gemeenschappelijke taal, die de nationale verschillen kan overstijgen. Hierbijwordt gedacht aan aspecten zoals betaalbaarheid, schone lucht, veel groen, een gezonde bodem en waterhuishouding, buurtzorg, een recreatieve omgeving etc.

Deze ambities staan tegelijk op gespannen voet met de economische exploitatie, het wegtrekken van voorzieningen of het steeds meer aansnijden van landbouwgronden voor woningbouw. Omdat alles binnen de grenzen van hetzelfde ecosysteem valt, ziet ook de lokale gemeenschap de beperkingen. De deelnemers van de bijeenkomst hopen dat dit de betrokken burger zal stimuleren om mee te denken over de concrete uitvoering, maar ook om zelf initiatieven op te zetten. De groep voegt daaraan toe dat de ambitieuze, integrale visie op het buitengebied niet louter over wonen moet gaan, alhoewel dit er wel een belangrijk onderdeel van uitmaakt.

Welke waarden of uitdagingen kunnen als kader dienen? 

De kwaliteit van het buitengebied blijkt een paradox. Het landschap, de rust en de natuurbeleving worden weliswaar gewaardeerd, maar tegelijk vindt er in het buitengebied ook op grote schaal landbouw plaats met een vaak desastreuze impact op de biodiversiteit en waterhuishouding. Ook de eigenheid van de ruimte (genius loci) en de geschiedenis die nog leesbaar is (maar vaak ook verloren is gegaan), wordt als een meerwaarde ervaren. 

Met het oog op mogelijke nieuwe bebouwing wordt gedacht aan koppelkansen om daarmee de transitie van het buitengebied betaalbaar te maken. Zo kunnen – met de opbrengst van nieuwe bebouwing – landschappelijke ingrepen met klimaatadaptieve oplossingen worden gerealiseerd. Het toevoegen van nieuwe architectuur kan het karakter van het dorp en het samenhorigheidsgevoel van bewoners versterken. Het is daarbij van belang om niet terug te vallen op een blinde nostalgie naar kleinere dorpen. We moeten de kansen en kwaliteiten in het landschap duurzaam verankeren.

Veel deelnemers vinden het belangrijk dat zowel duurzame (!) landbouw als natuur de meeste kansen moeten krijgen in het buitengebied. Deze zijn onlosmakelijk verbonden met de onderliggende structuren van het landschap, die in de loop der jaren vaak verloren gingen. Natuur en duurzame landbouw moeten opnieuw van elkaar profiteren. Omdat dit resulteert in meer kleine boerenbedrijven (en minder grote industriële boerderijen) kan dit ook een sociale en educatieve impuls geven aan het platteland.

Hoe kan Buitenkans impact bereiken? 

In deze fase van Buitenkans zoeken de initiatiefnemers nog naar de richting en beoogde impact van het platform. Buitenkans lijkt het platform bij uitstek om te zoeken naar de gedeelde ambities en doelen voor het Brabants Kempense landschap. Verschillende opties kwamen tijdens de bijeenkomst ter sprake. Buitenkans kan bijvoorbeeld zoals aangegeven daadwerkelijk samen met burgers en professionals een burgerberaad organiseren. Het kan samen met grensbewoners zoeken naar een gezamenlijke taal waarmee ieder op zijn of haar eigen manier de noodzakelijke transformatie van de eigen leefomgeving kan verbeelden. Hieruit kan een lappendeken aan realisaties ontstaan en uiteindelijk één groot landschap aan transformaties.

Buitenkans bouwt niet uitsluitend op een selecte club van betrokken professionals, maar wil het netwerk breed uitdragen. Ook landbouw- en natuurorganisaties, waterschappen, natuurbeheerders, ontwikkelaars, lokale burgerbewegingen en anderen moeten worden aangesproken. Buitenkans zelf wil apolitiek zijn om sterker en onafhankelijk de ruimtelijke problematiek te kunnen agenderen.

Aan het eind van de bijeenkomst stelden enkele deelnemers om een eigen Buitenkans manifest op te stellen. Dat zou wellicht gekoppeld kunnen worden aan het betoog van de Nederlandse rijksbouwmeester en de Vlaamse Bouwmeester. Nog anderen stelden voor de belangrijkste lessen uit de (nog op te zetten) projecten te bundelen om zo kennis te delen en anderen te inspireren. 

‘Vandaag was de eerste fysieke bijeenkomst van ons platform en ik sta versteld van hoe divers de aanwezigen zijn en hoe rijk dit de dialoog vaak maakt.’ – Edith Wouters (AR-TUR, Turnhout)

In de ruimte met de naam StemmingMakerij, werd de inspirerende dag in de LocHal afgesloten. Bart Cosijn ging met zijn gehoor in gesprek over de uitkomsten van de besproken thema’s . De algemene consensus: Buitenkans is een uitzonderlijk project en vervult een reële en noodzakelijke rol. Als onafhankelijk platform kan het de kennisuitwisseling over grensoverschrijdende ruimtelijke opgaven op een proactieve en co-creatieve manier faciliteren. De vorm waarin dat gebeurt, is nog open, maar binnenkort laat Buitenkans zeker weer van zich horen. 

De bijeenkomst ‘Wonen in het buitengebied’ vond plaats op vrijdag 1 april 2022 tussen 14.00 en 18.00 in de LocHal in Tilburg. Te gast waren: Ward Verbakel, ir. architect (plusoffice Brussel) en als docent-onderzoeker verbonden aan de KU Leuven (International center of Urbanism); Violette Schönberger, architect en stedenbouwkundige (gemeente Rotterdam) en columniste bij fromscratch.work. Gespreksleider: Bart Cosijn. Verslag: Nikias Verschraegen. Foto’s: Pieter de Ruijter

Buitenkans is een onafhankelijk architectuurnetwerk actief in de Belgische Kempen en de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Dit initiatief is in het leven geroepen door de architectuurcentra AR-TUR Turnhout, Architectuurcentrum Eindhoven, BAi Den Bosch, BLASt Breda, CAST Tilburg en het Tilburgs Architectuur Film Festival. Kunstloc Brabant maakt Buitenkans mede mogelijk. www.buitenkans.org.

Foto: Pieter de Ruijter

Laat een reactie achter